Kondratieff II:
(Economische groei door aanleg infrastructuur, met name spoorwegen)

Nieuwe verschijnselen op economisch en sociaal terrein. Het "overrijpe kapitalisme"
Toen de machinale nijverheid en de cultuur, die daar onverbrekelijk mee verbonden was, in snel tempo de wereld veroverde, viel reeds spoedig na 1871 een aantal verschijnselen op die nauwkeurige waarnemers van zorg vervulden, omdat zij wel zeer sterk verschilden van wat de klassieke economen van een vorig tijdperk in hun systemen hadden betheoriseerd. In 1873 brak in Duitsland en als gevolg daarvan ook in een aantal andere landen een scherpe financiële en economische crisis uit. Het bekende Boom-Bust scenario. Als gevolg van de miljardenregen na de oorlog met Frankrijk en de speculatiewoede, die tijdens de "Gründerjahre" het ondernemerdom a.h.w. bezeten had stortte in. Het leek volkomen op de instorting van 1857 na de eerste jaren van bloei tijdens het Tweede Franse Keizerrijk. Soortgelijke verschijnselen deden zich voor in de Amerikaanse Unie. Een onbezonnen aanleg van niet-rendabele spoorwegen na de Secessieoorlog hadden ook daar in 1873 een beurspaniek ten gevolge.

Ernstiger waren de langdurige moeilijkheden voor de boeren in de meeste Europese landen gedurende de landbouwcrisis van 1875 en volgende jaren, want die waren een resultaat van veranderingen die algemeen als een grote vooruitgang werden beschouwd, nl. de vrij- handel en de enorme verbetering van de transportmiddelen over de gehele wereld, waardoor de dagelijkse concurrentie niet alleen van Russische, maar ook van Amerikaanse en Australische levensmiddelen op de Europese markt mogelijk geworden was. De verandering van de wereld in één economisch geheel leidde toen in het geheel niet, zoals Cobden en Bright gedacht hadden, tot die "vreedzame wedijver in de arena der volkeren", die de internationale broederschap zou verwezenlijken, maar wel tot een zonderlinge reactionaire terugkeer tot
het protektionisme".
In de VS. (1875), Duitsland, Italië, Zwitserland (1879)en Frankrijk (1881). Het verschijnsel was veroorzaakt niet alleen door welbegrepen eigenbelang, maar ook door irrationeel nationalisme. Het opkomen vooral in Amerika en Duitsland van een eigen, dikwijls moderner toegeruste industrie deed de Britse, tot dan de enige en
best toegeruste ter wereld, een scherpe concurrentie aan en maakte zelfs dat ook onder Engelse industriëlen de eis tot wederinvoering van bescherming gehoord werd.


John Bright (1811-1889) & Richard Cobden (1804-1865)
 

 

 

 


Bovenal echter waren die verschijnselen zorgwekkend, die de bevestiging schenen van Marx' "concentratie-theorie" en de Marxistische economen deden spreken van een "overrijp kapitalisme". Natuurlijk in de illusie, dat zij de onloochenbare voorboden waren van een spoedige dialectische overgang van deze zichzelf overlevende produktiewijze in de socialistische maatschappijvorm. Wij bedoelen die symptomen, die de strekking hadden, de markt te beheersen, de concurrentie zoveel mogelijk uit te schakelen en de vrije, persoonlijke ondernemerslust te verlagen en/of te bedwingen door de vorming van reusachtige corporaties. Kartelle en Syndikaten, zoals zij in Duitsland, of in Amerika heetten. Machtige groepen van maatschappijen, die meer of minder dwingende afspraken met elkaar gemaakt hadden, zoals het bekende Rheinisch-Westfälische Kohlensyndikat (1893), dat alle kolenmijnen in Rijnland en Westfalen en in 1904 behalve de staatsmijnen, op 10 na alle mijnen in Duitsland beheerste.

Het verst ging deze ontwikkeling in Amerika. Daar ontstonden Trusts (van "trustees", gevolmachtigden, vertrouwensbeden, die aan het hoofd van de reuzenmaatschappijen kwamen te staan; de oudste, de bekende Standard Oil Company van John D. Rockefeller, 1879, corporaties, die al hun concurrenten tot ondergang gedwongen of bij zich opgenomen hadden.


John D. Rockefeller
(1839-1937)

In verband hiermee voltrok zich een ander concentratieverschijnsel, dat van het bankkapitaal, dat daardoor meteen een veel belangrijker functie in de maatschappij kreeg van altijd nog vrij willekeurige kredietverstrekking aan ondernemingen, die rendabel beloofden te worden, tot hoe langer hoe scherper controle over een zo groot mogelijk deel van het nationale productieapparaat. Zo is berekend dat in 1912 180 firmanten van 10 grote banken het beheer hadden over een derde van het gehele nationale vermogen van de VS. Het zou al te eenzijdig wezen, om zelfs in een kort overzicht der maatschappelijke verschijnselen van de laatste decennia der negentiende eeuw en de eerste der twintigste eeuw enkel de aandacht te vestigen op deze Concentratieverschijnselen. Het kleinbedrijf verdween niet en bleef in sommige landen, met name in Frankrijk, zelfs overheersend.

Terug naar Kondratieff I, Snel naar Kondratieff III..|..Kondratieff IV

© 1994-2013

info@beurscyclus.nl